10. Prior van Milstraat

thema XVII
De Prior van Milstraat is de weg van de Markt naar Volkel. Oorspronkelijk heette deze straat Schaftstraat, deze naam was ontleend aan het feit dat hier tijdens de Marktdagen de schapen stonden, die door de Duitse kooplieden uiteraard Schaf werden genoemd. Na aanleg van de spoorverbinding tussen Boxtel en Duitsland, werd het de Stationsweg. Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel straten herbenoemd, en kreeg de straat de naam van kruisheer prior A. G. -Gerard- van Mil (1866-1931).

Het pand op nummer 22 is de oude woning van directeur Schoenmakers. De kunstmestfabriek Coenen & Schoenmakers lag tegenover het station aan de spoorlijn. De grondstoffen en producten konden per trein van en naar de haven van Veghel worden vervoerd.

Toen Schoenmakers een van de eerste auto's in Uden kocht, werd er een fraaie garage bijgebouwd aan de linkerzijde van dit statige herenhuis. Deze villa in neorenaissancestijl uit 1892 kreeg het aangebouwde 'koetshuis' in 1902. De villa heeft een uitgestrekte tuin en is monumentaal op afstand van de weg geplaatst. Het is een typerend voorbeeld van een voorname directeurswoning. Wel ontbreken nu het hellende mansardedak en de topgevel, die zijn na een brand nooit meer hersteld.

Het huis telt twee bouwlagen en is opgetrokken uit baksteen. De voorgevel heeft gepleisterde hoekblokken en een middenrisaliet met ingang. Kordonlijsten onder de ramen benadrukken een horizontale indeling. De lijst op de etage heeft een tandlijst in gele baksteen. De T-ramen hebben getoogde rollagen met sluitstenen, op de begane grond met voluten. De dubbele voordeur is gedecoreerd met rijk gedetailleerde renaissance-paneeldeuren en siersmeedwerk. De kroonlijst rust op voluten, ertussen bevinden zich vijf velden met het jaartal 1892 en rankmotieven. 

In de zij- en achtergevels zijn getoogde T-ramen, aan de achterzijde een aangebouwde serre met plat dak. Links het aangebouwde 'koetshuis' van baksteen met speklagen onder leien schilddak met dakkapel. Boven de gewijzigde dubbele deur een boog met siermetselwerk en een kroonlijst op voluutconsoles.

Inwendig een middengang met marmeren vloer, tochtdeuren met mousselineglas en geëtst glas. In de kamer-en-suite twee schoorsteenmantels met spiegel in renaissance-omlijsting. In beide schoorsteenmantels de originele laat-negentiende-eeuwse kachels. In de keuken de oorspronkelijke veelkleurige tegelvloer. Voor het huis ligt een tuin met oudere bomen, achter het huis een diepe parkachtige tuin met beukenbomen.

ontwerpprincipes in de renaissance

De 19de eeuwse architect van deze woning koos -in lijn met wat gangbaar was voor 'statige' woningen- voor de neorenaissancestijl. Dat vroeg om zorgvuldige bepaling van vormen, maten en verhoudingen. Een belangrijk kenmerk van de renaissancestijl was dat klassieke vormen werden hergebruikt en geciteerd volgens de klassieke voorschriften. Toegepast in nieuwe ontwerpen deden deden architecten in de 19de eeuw dat opnieuw. Een harmonieuze gevelcompositie met goede proporties was erg belangrijk. De in renaissancestijl ontworpen gebouwen zijn vaak symmetrisch. Ook was het streven om horizontale en verticale elementen met elkaar in evenwicht te brengen.

De Romeinse architect Vitruvius had ideale schoonheid en zuivere vormen al in verband gebracht met de verhoudingen van de mens. Volgens Vitruvius moesten deze verhoudingen ook in de opbouw van tempels worden weerspiegeld. Als bewijs voor de harmonie en de volmaaktheid van het menselijk lichaam beschreef hij hoe een man met gespreide handen en voeten precies binnen de cirkel en het vierkant past: de meest volmaakte wiskundige figuren. Leonardo's tekening van Vitruvius' idee laat zien hoe de stellingen van Vitruvius opnieuw getoetst werden aan de natuur. De man van Vitruvius werd door Leonardo Da Vinci in de Renaissance weer tot leven gewekt.

Een gebouw werd gezien als vergelijkbaar met een levend wezen, bij het ontwerpen moest de natuur worden nagevolgd. Drie dingen vond men belangrijk: het getal, de afwerking (dat noemde men beschaving) en de ordening. De verbinding en aansluiting van deze drie verleent het geheel schoonheid en gratie, die harmonie werd beschouwd als de oorsprong van alles wat gracieus en mooi is.

In de renaissance onderzocht men de verhouding die in de natuur overal voorkomt opnieuw. Als perfecte maatverhouding gold 'de gulden snede', die voortkwam uit de verhouding tussen twee opeenvolgende getallen uit de rij van Fibonacci. De Italiaan Leonardo da Pisa, bekend geworden als Fibonacci, fokte konijnen om het explosief groeiende nageslacht te tellen. Hij bekeek ook nauwkeurig in welke maatverhouding er bijvoorbeeld nieuwe blaadjes aan een tak groeien. Die aantallen en maten corresponderen met een cijferreeks die start met het getal een:
1 + 1 = 2 
1 + 2 = 3
2 + 3 = 5
3 + 5 = 8
5 + 8 = 13
8 + 13 = 21
13 + 21 = 34
21 + 34 = 55
34 + 55 = 89
55 + 89 = 144
89 + 144 = 233
144 + 233 = 377 enzovoort.

Deze cijfermatige ontwikkeling zag Fibonacci terug als elementair groeiprincipe in zowel de planten- als in de dierenwereld. Hoe verder in de rij van Fibonacci, hoe dichter de uitkomsten van deze reeks (2,3,5,8,13, 21, 34 etc) de verhouding 0.618034 benaderen. Deze 'gulden' verhouding 0.618034 wordt het ‘getal’ Φ genoemd. Architecten als bijvoorbeeld Berlage gebruikten de verhouding 5/8 (0.625), maar 8/13 en 13/21 benaderen de waarde 0.618 nog dichter. In 1202 publiceerde Fibonacci de getallenreeks die hij door grondig onderzoek empirisch had vastgesteld. De gulden snede (overigens pas later zo genoemd) is een natuurverhouding waarbij twee lijnstukken of vlakken zich verhouden als  A : B = B : (A + B)
Deze verhouding kan herhaald worden in (steeds) grotere vlakken en volumes.

In de geschiedenis van de architectuur neemt wiskunde een belangrijke plaats in. Werd in de gotiek schoonheid bepaald door geometrie, de zogenaamde vormverhouding, in de Renaissance waren de getalsmatige verhoudingen bepalend.

De architect Andrea Palladio paste de klassieke bouwwetten van de Romeinen opnieuw toe in de late Renaissance. Van Vitrivius leende hij de leer van de symmetrie en de strenge meetkundige regels voor maatvoering. Van het opkomend humanisme uit zijn eigen tijd nam hij de menselijke proporties over. In Palladio's beroemde Villa Rotonda is de symmetrie ver doorgevoerd met een centrale cirkelvormige hal, waar gelijkvormige kamers omheen zijn gegroepeerd. Kamers moesten rond of vierkant zijn, met een verhouding van 1:2, 2:3 of 2:7.
Het huis heeft aan vier zijden een bordes. De oppervlakte van deze bordessen en trappen samen is gelijk is aan de oppervlakte van het huis. Zijn Villa Rotonda is symmetrisch op twee assen, de vorm herhaalt zich. Het gebouw is een assemblage van een tempel en het Pantheon, door Palladio samengesteld om een ​​nieuw type architectuur te ontwerpen.
De Villa Rotonda uit 1571 werd op haar beurt weer het voorbeeld voor andere ontwerpen -replicaties in tijd en ruimte- van Chiswick House (Londen, 1729), via Monticello (Charlottesville, 1772) naar hedendaagse voorbeelden, waaronder Beit Falasteen (Nablus, 2000) in de Palestijnse gebieden.
Deze 16de eeuwse villa, die Andrea Palladio ontwierp voor Almerico Capra in Vicenza (Italië), is misschien wel het oervoorbeeld van de architectonische kopie.

Historisch gezien werd door het maken van kopieën de taal en cultuur van architectuur verspreid. Palladio's Vier Boeken van Architectuur (1570, Venetië), zijn geschreven als handboeken, bedoeld om door andere architecten gekopieerd te worden. Tegelijkertijd werd hierin de vormentaal van antieke architectuur gekopieerd. Palladio’s stijl werd vooral in de 18e eeuw in vele landen nagevolgd: voornamelijk in Engeland, Ierland, de VS, maar ook in Italië, Duitsland en Nederland. Huis ten Bosch, het Mauritshuis, het Paleis op de Dam en het Witte Huis zijn geïnspireerd door de villa’s en geschriften van Palladio.

bron

Vergelijk het pand aan de Prior van Milstraat met de eclectische dokterswoning aan het Lieve Vrouweplein en lees meer over ontwerpprincipes bij Huize ter Linde.