13. omgeving Lentemorgen

thema XVI
stadsplanning

In het zuiden van Uden liggen aan de rand van de gemeente de meest recente uitbreidingswijken van Uden. In 1991 is hiervoor de Structuurschets Uden-Zuid opgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen weergegeven voor dit nieuw te ontwikkelen gebied in Uden-Zuid. In dit concept is het landschap het belangrijkste uitgangspunt geweest: groene zones lopen in het ontwerp vanuit het landschap de wijk in en komen samen in een buurtparkje in het midden van het plangebied. Ook aan de randen van het plangebied zijn groenstroken.

Vanuit het ‘landschap’ gezien blijft de bebouwing aan de rand open met enkele vrijstaande woningen. Vervolgens wordt iets dichter bebouwd met twee-onder-een-kap woningen. In de 'kop' komen rijwoningen, geclusterd per 5, gevolgd door een lang bouwblok bij de kruising met de bestaande wijk. Hiermee is een geleidelijke overgang gecreëerd van landschap naar stad.

Lentemorgen
De Lentemorgen is in het bestemmingsplan aangeduid als een 'kleurrijk lint', in het midden van het plangebied, doorgetrokken vanuit het oosten. In dit lint komen de voorgevels van vrijstaande woningen in wisselende richtingen ten opzichte van de straatrichting te staan. Ook de materialen en kleuren zijn in een beeldkwaliteitsplan gevarieerd opgenomen. Samen met de verscheidenheid aan vormen zorgt dit voor het kleurrijke karakter. De formulering 'kleurrijk lint' is kenmerkend voor de stedenbouwkundige Ashok Bhalotra (1943) van het Bureau Kuiper Compagnons, die het stedenbouwkundig plan voor Uden-Zuid heeft gemaakt. Sociaal-maatschappelijk engagement en zorg voor het milieu zijn uitgangspunt en leidraad voor de uitvoering van dit plan.

De wegenstructuur heeft een ontsluitingslus, van waaruit de woningen bereikbaar zijn. Het plangebied krijgt een rustige gemoedelijke sfeer, er komt geen hoogbouw. De woningen bestaan in het algemeen uit twee lagen en een kap en krijgen een ‘dorps’ karakter. Door een speling met bijvoorbeeld de kappen, kan er een moderne draai aan gegeven worden. Ook zal het kleurgebruik van de woningen rustig worden, zodat het accent op het groen komt, en niet op de bebouwing. Het open groen in het gebied zal zo worden ingericht dat gebruik ervan gestimuleerd wordt. Door speelplekken te plaatsen zal er een levendigheid ontstaan, met enkele woningen die vanuit het groen ontsloten worden. 

Het plangebied is onder te verdelen in drie deelgebieden. De basis van elk deelgebied is hetzelfde, maar elk gebied krijgt wel iets andere accenten. De bebouwing krijgt het gebied een tuin-stedelijk karakter. Alle woningen krijgen kappen, waarbij er bij de beëindiging van de rijwoningen een accent/verbijzondering komt, door bijvoorbeeld een verandering in kap of bouwvolume.

Ashok Bhalotra
De Nederlandse architect Bhalotra werd geboren in India, hij ontwierp jarenlang Hollandse woonwijken. 
Altijd met aandacht voor het milieu en energiebesparing. Voor het snel groeiende Heerhugowaard wist hij in samenwerking met vele betrokkenen een nieuwe woonwijk te realiseren: de stad van de zon.

Vanaf 2010 richt Bhalotra zich weer op de rest van de wereld: hij wil meer kennis op het gebied van Food, Energy, Water en Shelter (FEWS) verzamelen en toepassen in architectuur. "Want iedereen heeft recht heeft op voedsel, energie, water en onderdak", stelt hij: "als straks 70 procent van de wereldbevolking in de stad woont, zul je ook daar voedsel moeten produceren". Inzichten op die gebieden moeten worden verbonden met architectuur. Met zijn nieuwe wetenschappelijk instituut ‘FEWSformore’ wil hij deze levensbehoeften voor meer mensen in de wereld toegankelijk maken en daarmee zijn bijdrage leveren aan een betere wereld.

droomsteden
In alle tijden en culturen hebben mensen zich een beeld gevormd van de ideale samenleving. Al eeuwen is gezocht naar de mogelijkheid van een paradijselijke toekomst, gekleurd door de herinnering aan een gelukzalig verleden. Voorstellingen van mythische paradijzen en verbeeldingen van de ideale wereld zijn al sinds de oudheid intrigerend. Plato schetste in de 4e eeuw v.C de contouren van de ideale samenleving. In zijn beschrijving van de ideale staat gaan ruimtelijke ordening en bestuurlijke ordening hand in hand, twee elkaar aanvullende aspecten van de goed functionerende stad. Ook schreef hij over Atlantis, na Utopia de meest bekende utopische fabel over een hypothetisch land, rijk aan natuurlijke bronnen en met voedsel in overvloed. Hoge bergen boden beschutting tegen de noordenwind, dieren als olifanten en paarden dronken uit meren en rivieren. De bewoners leefden er in volmaakte harmonie. Door een zondvloed zou het eilandenrijk plotseling zijn verdwenen.

De Romeinen droomden van Arcadië. In werkelijkheid was dit een dorre, Griekse streek, maar in de verbeelding van de Romeinen zou het een paradijselijk oord zijn. Vergilius beschreef in Georgica een beeld van Arcadië als volmaakte wereld. De arcadische droom is een pastorale (herderlijke) wereld, het ideale leven in harmonie met ongerepte natuur. Het land waar het altijd zomer is, overvloedig fruit in de bomen hangt, een helder riviertje klatert en geen enkel wezen ongelukkig is. Arcadia is het mythische land dat alleen door zijn menselijkheid van het aards paradijs verschilt.

Utopische voorstellingen hebben veel met religie gemeen, ze beheersen ook het religieuze denken met het idee van verlossing van het kwaad en de belofte van een hemel. De openbaring van Johannes met het Hemelse Jeruzalem, pendant van de aardse stad, was ook een utopie: het land van belofte in christelijke middeleeuwen, symbool van verlossing, het kosmisch centrum.

Francis Bacon, een staatsman en wetenschapper schreef in 1624 New Atlantis, een utopische science-fiction roman. New Atlantis is een wetenschappelijk Utopia waar technologie en kennis vooruitgang hebben gebracht.  In 'het huis van Salomon', een soort kloostercomplex kan men in een enorme hal verschillende weertypes nabootsen. Er zijn ovens die zonne-energie opwekken, onderzeeërs (lang voor Jules Verne), technologie om als vogels te vliegen en wetenschap waarmee het weer, aardbevingen en overstromingen worden voorspeld. 

Alle beschreven utopische paradijzen bevinden zich óf in het verleden óf in de toekomst, meestal ver weg of ongecultiveerd op een afgelegen eiland. Het duurde dan ook eeuwen voordat deze dromen vertaald werden in concrete stadsplanning.

stadsplanning in de middeleeuwen
In West-Europa zijn in de middeleeuwen vele duizenden steden en stadjes gesticht. Hoewel de twaalfde en de dertiende eeuw dé bloeitijd vormde voor de ontwikkeling van stedelijke agglomeraties, zijn er geen ontwerptekeningen van steden of stedelijke uitbreidingen uit die tijd. De middeleeuwse stad ontstond niet op basis van een plan, maar werd object voor object uitgebouwd. Er waren wel voorschriften om brandgevaar te voorkomen.

Uitzonderingen waren kleine vestingstadjes die om militaire en politieke redenen in één keer werden gesticht. Bij de aanleg van deze stadjes werden er tevoren beslissingen genomen over de plaats en afmetingen van het marktplein, de situering van het stadhuis en kerk, en -in verband met de vestingmuur- over de totaalafmetingen. De beschikbare ruimte werd in een schaakbordpatroon verkaveld.
stadsplanning Monpazier -reconstructie van Didron 1284
stadsplanning in de renaissance
In de 14e eeuw ontstond voor het eerst sinds de oudheid weer belangstelling voor woonhuizen; de heersende klasse in de Italiaanse steden verlangde naar representatieve woningen waarmee ze haar rijkdom en macht kon tonen. Steden zoals Rome waren vervuild, vol corruptie en lawaai, daarom werd het rustige leven op het platteland ook een vanzelfsprekend onderwerp in de literatuur. Beïnvloedt door het humanistische denken dat religieuze, filosofische en esthetische ideeën met elkaar combineerde, begonnen kunstenaars en geleerden zich ook bezig te houden met stadsplanning.
Het werd een belangrijk aandachtspunt in de renaissance.

Vanaf het einde van de vijftiende eeuw regent het ontwerpen voor steden en stadsuitbreidingen. Naast schetsen voor de ideale stad werden er ook ontwerptekeningen gemaakt als uitvoeringsvoorstel. Al snel was het ondenkbaar dat een stad zonder voorafgaand stedebouwkundig plan en ontwerp gesticht of uitgebreid zou worden. Deze opkomst van het stadsontwerp viel samen met de ontwikkeling van nieuwe fortificatietechnieken, die in het begin van de zestiende eeuw zou leiden tot de uitvinding van bastions. Dit verdedigingssysteem zou tot in de negentiende eeuw vorm geven aan de buitenomtrek van de stad.


De Re Aedificatoria is een door Leon Battista Alberti in 1472 uitgegeven architectuurtractaat met een aantal passages over de bouw van de stad. Het zijn de eerste verhandelingen over de stedenbouw sinds de antieken. Alberti gaat uitgebreid in op de situering van steden: de grond moet vruchtbaar zijn, de plek moet mogelijkheden bieden voor verdediging tegen aanvallers en -in navolging van aanbevelingen van Vitruvius- bevorderlijk zijn voor de gezondheid van mens en dier. Op een 'gematigde' plek zal geen van de vier elementen aarde, water, lucht, vuur de boventoon voeren, en kan de invloed van extreme vochtige, droge, hete, koude of harde winden worden geweerd. De stichting van de renaissancestad stond in het teken van de vier elementen en de vier hieraan gerelateerde Aristoteliaanse eigenschappen (droogte, vochtigheid, hitte en koude) en de winden. Dit beeld vormde de grondslag voor de vorm van de plattegrond van de stad. Oriëntatie op de windrichtingen, op de cirkel en de figuur van het grieks kruis was ook symbolisch. Een cirkel, onderverdeeld door een assenkruis dat op de vier wind- of hemelrichtingen is georiënteerd, geeft een perfect beeld van de schepping van de kosmos. 
stadsplanning naar vier windrichtingen -Albrecht Dürer 1527
In 1516 schreef Thomas More (1478-1530) Utopia. In het boek beschrijft hij de samenleving op het fictieve eiland Utopia en de politieke, sociale en religieuze gebruiken van de eilandbewoners. De naam Utopia betekent waarschijnlijk zoiets als “Nergensland”. Het is geschreven in de vorm van een gesprek tussen Raphael Hythlodaeus en Thomas More zelf. Hythlodaeus, een filosoof en wereldreiziger, geeft een beschrijving van zijn bezoek aan het vreedzame eiland Utopia. Volgens hem is Utopia de beste samenleving ter wereld, omdat er geen privé-bezit bestaat. Hierdoor richt iedereen zich op publieke belangen in plaats van op eigenbelang. 
Het boek noemt een aantal kenmerken die in alle utopieën terugkomen:
- De utopie is maakbaar, ze gaat uit van een plan en is een radicaal alternatief voor het bestaande.
- Een utopie geen samenraapsel van persoonlijke verlangens, maar heeft het betrekking op een gemeenschap (vaak ten koste van individualiteit).
- Een utopie is holistisch, ze gaat uit van een totale verandering.

Antonio di Pietro Averlino (1400-1469), bekend als Filarete bedacht de stad Sforzinda, een concentrische stad met pieken en stralende straten, genoemd naar zijn beschermheer en opdrachtgever Sforza. Dit boek over de ideale stad was geen nuchtere architectonische verhandeling, maar had de vorm van een allegorisch verhaal. Voor het eerst werd de stad als geheel, als een architectonische ontwerpopgave opgevat. Hoewel het ontwerp nooit is uitgevoerd, is dit het eerste stedenbouwkundige plan. Op de buitenhoeken van een achtpuntige stervorm zijn ronde torens aangegeven. Op de binnenhoeken liggen de acht stadspoorten en in het midden van de stad een grote rechthoekige 'piazza'. Op het centrale plein bevindt zich de kathedraal, en aan de andere zijde het het prinselijk paleis met bijgebouwen. Acht straten lopen vanuit dit plein naar de acht poorten. Het exact in het midden gelegen plein en het spaakwielpatroon van de vanuit dit plein uitwaaierende straten, maken van de tekening van Sforzinda, de eerste uit de lange reeks ontwerpen voor radiaalsteden die de Renaissance heeft voortgebracht. 

De vesting van Palmanova dateert uit het einde van die eeuw (1593), dezelfde periode als de Naarder vesting. Ook dit is een concentrische stad met de vorm van een ster, met drie negen zijdige ring wegen elkaar kruisen in de belangrijkste militaire uitstralende straten. Hoewel het als verdedigingsbouwwerk schijnt te zijn ontworpen, vertegenwoordigde de geometrische harmonie het idee dat schoonheid het welzijn van een samenleving versterkt. De vorm komt ook voort uit kosmologische ideeën. Het werd beschouwd als de meest perfecte van alle geometrieën, omdat de stralen zijn op gelijke afstand op alle punten, en het is een spiegel van een harmonieuze kosmische orde. In alle religies is de cirkel symbool voor alles wat geschapen is. Het vertegenwoordigt volmaaktheid, en staat voor de cyclus van leven en dood. Het bracht de stad in harmonie met het goddelijke.
Palmanova ca 1600
De stervormige plattegrond bleek in die tijd met vele, rivaliserende staatjes, strategisch zeer geschikt. Vanuit de torens op punten in de vestingwal kon de vijand in alle richtingen onder vuur genomen worden. In de 17e  en 18e eeuw ontstonden dan ook veel steden met een stervormig fortificatiesysteem, zoals bijvoorbeeld ook Naarden. De renaissancistische ideaalvorm waarin harmonie en kosmische orde besloten lag, bleek een efficiënt verdedigingsmiddel in oorlogstijd.

Pietro Cataneo -variaties op de versterkte stad 1554
Architectonische ideaalsteden weerspiegelden in de meetkundige cirkels, vierkanten en regelmatige veelhoeken, de mens als microcosmos en daarmee de harmonie van de kosmos. Dit gebeurde soms in figuren die ook de vier elementen, de twaalf sterrenbeelden of de zeven planeten als een geometrisch 'karakter' in zich dragen. De ontwerpen voor stadsplanning lijken daarmee vooral geometrisch bepaald te zijn, in tegenstelling tot architectonische ontwerpen voor gebouwen, die vooral opgebouwd werden uit een stelsel van verhoudingsmaten.
figuur van Vitruvius met sterrenbeelden 1535

Ook Leonardo Da Vinci ontwierp een (niet uitgevoerd) innovatief organisch stadsplan voor Milaan. Hij bracht een scheiding aan in wijken voor de de rijken, de middenklassers en de armen. Het plan voorzag in ondergrondse riolering, brede straten, schone kanalen en een nieuw type wegennet met drie verdiepingen in het centrum. De middelste laag diende voor de voetgangers en de onderste voor de rijtuigen. De elite had bovenin een eigen verdieping, waardoor ze zich niet onder de mensen hoefden te begeven. De breedte van gewone wegen moest gelijk zijn aan de helft van de hoogte van huizen.
Deze structuur voor de citta ideale zou de gezondheid van de bewoners ten goede komen.


stadsplanning in de Barok
Toen Sixtus V in 1585 tot paus gekozen werd, was Rome nog maar een schim van het grootse antieke Rome. Oorlogen, criminaliteit en ziekten hadden ertoe geleid dat nog maar één derde binnen de stadswallen bewoond was. De aquaducten die de watertoevoer verzorgden waren verwaarloosd. De middeleeuwse stadsstructuur en de zeven heuvels waarop Rome is gebouwd, zorgden voor een moeilijke verkeerscirculatie, vooral voor pelgrims die in korte tijd de zeven hoofdkerken wilden zien. Rome voldeed niet als spirituele hoofdstad van Europa. Sixtus herstelde met harde hand vrede en veiligheid en ontwikkelde met zijn ingenieur-architect Domenico Fontana een ambitieus plan om de stad te vernieuwen, verbeteren en verfraaien. Na zijn aanstelling begon hij met een grondige hervorming van het stedelijke ontwerp van Rome: het uitgangspunt was om de zeven hoofdkerken van Rome te verbinden door middel van assen. De assen doorsneden zowel de bewoonde als de verlaten stadsdelen en verbonden de stad daarmee weer tot een geheel. Een rationeel systeem en een hiërarchische route zouden de pelgrims van de ene naar de andere kerk leiden. Dit plan kwam voort uit de Contrareformatie die van het Rooms-katholicisme weer de belangrijkste godsdienst wilde maken. Op strategische plekken werden gerestaureerde antieke zuilen en obelisken geplaatst, voorzien van christelijke symbolen. Sixtus V tranformeerde Rome van een middeleeuwse naar een barokke stad.
bron

stadsplanning in de 19de eeuw
In opdracht van keizer Louis-Napoleon Bonaparte transformeerde baron Haussmann het hart van Parijs. Van een doolhof van steegjes en straatjes werd het een centrum met brede boulevards en deftige appartementengebouwen. Hij moest daarvoor een geheel nieuwe infrastructuur aanleggen, waarbij veel oorspronkelijke straatjes verdwenen zijn. Centraal in het stadsplan van Haussmann ligt de Place de l'Étoile met de Arc de Triomphe, vanwaaruit de boulevards in alle richtingen uitwaaieren. Tussen 1852 en 1872 werden 20.000 woningen gesloopt en 40.000 gebouwd. Alle bouwplannen in de stad moesten aan strenge voorwaarden voldoen, alle straten moesten een identiek uiterlijk krijgen, waardoor één straatbeeld ontstond, individuele panden met een unieke bouwstijl werden niet meer geaccepteerd. De bouwhoogte varieerde van 6 tot 10 lagen, met aflopende daken in een hoek van 45 graden. Het Gare de Lyon en het Gare du Nord, destijds de twee belangrijkste stations van Parijs, werden herbouwd. Voor het eerst in de geschiedenis kreeg Paris brede avenues, de eerste was tot de verbazing van de inwoners 13 meter breed. Dit was echter maar een kleine straat in het stratenplan, 30 meter werd de norm voor de belangrijkere boulevards en avenues. Het overzichtelijke stratenplan met brede boulevards verzekerde naast allure ook het voordeel van een goede doorstroming van de legers van Napoleon III. Later werden er een aantal opeenvolgende ringboulevards aangelegd. De watervoorziening en het rioleringssysteem werden aangepakt, en ook stammen veel parken in Parijs uit de tijd van Haussmann.
de boulevard Richard Lenoir, kenmerkend voor de boulevards die Haussmann voor Parijs ontwierp
stadsplanning in de 20ste eeuw
De enorme toename van verkeer veranderde de stedelijke omgeving in toenemende mate. De meest ideale stadsvorm was niet meer cirkelvormig maar kreeg een rechthoekig grondplan met elkaar loodrecht kruisende, parallelle straten. Dit rasterpatroon bleek het meest efficiënt bij de expansie van stedelijke agglomeraties begin 20e eeuw, en is de ultieme weerspiegeling van rationele orde en efficiency. Een nieuwe generatie utopisch ingestelde architecten probeerden de chaos in de metropool te beteugelen. 

Le Corbusier is de bekendste en invloedrijkste modernist die zich bezig hield met stadsplanning. Hij geloofde dat nieuwe steden met veel licht, ruimte en groen ook een ‘nieuwe mens’ en een nieuwe maatschappelijke orde zouden bewerkstelligen. In 1922 presenteerde hij een model voor een ‘Ville Contemporaine pour trois millons d’habitants’. Opvallend is de ordelijke, rationalistische en duidelijk hiërarchische opbouw van de stad. Twee supersnelwegen kruisen elkaar in het centrum, waar een verkeersknooppunt ontstaat met verschillende verdiepingen. Daar omheen staan glazen wolkenkrabbers waarin kantoren gevestigd zijn. Rond dit knooppunt wonen de 60.000 burgers. Er zijn twee woonvormen voorzien: het dichtst bij het centrum bevinden zich appartementsgebouwen in het groen. Verderop zijn villa’s rond binnentuinen gepland.
Het centrum is omzoomd met een groene gordel met recreatiegebieden, in het oosten strekt zich het industriegebied uit. De arbeiders wonen in een soort tuinsteden, in kleinere appartementen. 
Wonen, werken, verkeer en ontspanning zijn overzichtelijk van elkaar gescheiden. 
Le Corbusier beschouwde zijn plannen als universeel en overal toepasbaar, zij stonden dan ook model voor veel nieuwbouwprojecten na de WO II. Tijdens de periode na de tweede wereldoorlog zijn de ideeën van Le Corbusier een tijdlang richtinggevend geweest voor vele stadsvernieuwings- en uitbreidingsplannen overal ter wereld. Eenmaal gerealiseerd bleken die wel minder leefbaar te zijn dan voorzien. 

De enige stad die echt uit het niets werd opgetrokken volgens de ideeën van Le Corbusier is Brasilia in Brazilië. In de vijftiger jaren besloot de Braziliaanse regering om een nieuwe hoofdstad te bouwen. De kustplaats Rio de Janeiro was een grote stad, maar moeilijk te controleren. Brasilia verrees twaalfhonderd kilometer landinwaarts in een verlaten gebied. Twee van Le Corbusiers medewerkers, Lúcio Costa en Oscar Niemeyer, gaven dit megaplan vorm. Het plan kreeg geen rationele, rechthoekige plattegrond, maar de vorm van een vogel met weidgespreide vleugels. De 'kop’ van vogel is een enorm plein waar regeringsgebouwen zijn gesitueerd. Binnen deze organische grondvorm zijn de gebouwen en pleinen rationeel geordend. Vanuit de lucht is de indeling goed te zien.
In Nederland is het dorp Nagele in de Noordoostpolder een van de weinige plekken waar rond 1950 de moderne architecten Cornelis van EesterenAldo van EyckGerrit Rietveld hun ideeën op grotere schaal konden verwezenlijken. Zij werkten samen met de tuinarchitecte Mien Ruys. Het dorp wordt door bomen beschermd tegen de polderwind. Er is een scheiding aangebracht tussen de functies verkeer, wonen, werken en recreatie. Om een centraal groen park is een ring voor het bestemmingsverkeer aangelegd, collectieve voorzieningen zijn in deze centrale ruimte geplaatst. De winkels liggen in een lint, zodat ze vanuit alle woonwijken op ongeveer een gelijke afstand liggen. De zeven woonwijken hebben elk rondom een eigen groene ruimte. De woningen zijn vooral in stroken gebouwd met de gevels richting het oosten en het westen om optimaal van zonlicht te kunnen profiteren.

In de jaren zestig en zeventig werd in Amsterdam de Bijlmermeer, 'de stad van morgen' gebouwd om aan de grote vraag naar woonruimte te voldoen. De hoogbouw flats werden geplaatst in een honingraatstructuur, geïnspireerd door door de ideeën voor een functionele stad van Le Corbusier. Het vooruitstrevende concept voorzag in een strikte scheiding tussen wonen, werken en recreëren. Onderdeel van de filosofie was ook de scheiding van auto-, fiets- en voetgangersverkeer, die in de oorspronkelijke planologie van de Bijlmermeer strikt uitgewerkt was. Het idee achter het scheiden van de verkeersstromen was het voorkomen van verkeersongevallen en het tegengaan van verrommeling; de moderne mens had -volgens Le Corbusier- recht op een rustige groene woonomgeving.

Het moderne idee van de functionele stad bleek minder goed uit te pakken dan verwacht. De strikte scheiding tussen wonen, werken en recreatie maakte dat een deel van de Bijlmer na het vallen van de avond de sfeer van een verlaten spookstad kreeg. Binnen tien jaar na de bouw ontstonden er sociale problemen. Doordat de moderne, ruime flats moesten concurreren met nieuwe eengezinswoningen in de regio, bleven de Amsterdamse gezinnen waarvoor de wijk gebouwd was weg. In het ontwerp voor de Bijlmer ontbrak het aan diversiteit in het woningaanbod. Grote groepen kansarmen en immigranten kregen onderdak in de wijk, maar werkloosheid leidde tot sociale problemen. In de jaren negentig werd een grootscheepse vernieuwingsoperatie in gang gezet: een gedeelte van de hoogbouw is gesloopt en vervangen door kleinschaliger woningen, waaronder veel huisvesting in de koopsector. De resterende flats worden grondig gerenoveerd. De vernieuwing heeft als doel een minder eenzijdige bevolkingssamenstelling en een prettiger woonomgeving te creëren.

dystopische architectuur
Utopieën zijn dromen die zich kunnen ontwikkelen tot nachtmerries. Totalitaire utopieën als in de USSR, Nazi-Duitsland, de 'culturele revolutie' van Mao in China en de rode Kmer van Pol Pot in Cambodja bleken dystopieën te zijn.
Albert Speer, architect van Hitler, ontwierp met uitgebreide stadsplanning een nieuw Rijk. Speer maakte ontwerpen van gebouwen in de klassieke stijl, met de functie om de esthetiek en de heerschappij van het Derde Rijk te demonstreren en te ontwerpen. Hitler hield van gebouwen in een neoclassicistische stijl met een minimalistische uitstraling en wilde ze uitvergroten tot onmenselijke afmetingen. De geplande stad voor het Rijk ‘Germania’ zou vol komen te staan met talloze pompeuze bouwwerken. Met brede boulevards wilde Hitler aan zijn hoofdstad een enorme grandeur geven. Hitlers en Speers megalomane motto was ‘hoe groter hoe beter’. Deze stad zou de grootsheid van het Duitse Rijk moeten weerspiegel. 
De maquettes van Speer waren zeer gedetailleerd om zo aan Hitler de totaal-architectuur van Germania te laten zien.

stadsplanning in de 21ste eeuw 

De stadsontwikkeling van de afgelopen decennia vond plaats binnen de overgang van de industriële stedelijke economie naar een diensten- en service-economie. In oude stadswijken kwamen fabrieksgebouwen, pakhuizen en magazijnen leeg te staan. Ook bereikte de suburbanisering een hoogtepunt, en bleven duizenden woningen in de oude stad jarenlang onbewoond. In Amsterdam en andere grote steden werden lege terreinen en gebouwen opnieuw in gebruik genomen door kunstenaars, woningzoekenden, eenmansondernemingen, gelukszoekers en studenten. In diverse steden ondersteunen stadsbestuurders nu allerlei vormen van creatief hergebruik.
Een nieuwe transformatie in de loop van de jaren negentig, met de val van het communisme, de introductie van internet, het groeiende flitskapitalisme en het vrijemarktdenken leidde tot globalisering en de netwerksamenleving. Een mondiaal netwerk van Global Cities speelt een hoofdrol in de nieuwe wereldeconomie. Deze versnelde globalisering van economie en cultuur zou gevolgen hebben voor de verstedelijking. Als tegenreactie op de toenemende globalisering is er ook sprake van regionalisering, maar de globalisering gaat verder: problemen met het milieu, grondstoffen en economie zijn niet meer op te lossen in de locale omgeving.

Deze nieuwe wereldsteden zijn bijna allemaal migrantensteden, zowel aan de top als op de bodem van de arbeidsmarkt. Aan de top is het een komen en gaan van flexibele, hooggeschoolde arbeidskrachten, werkzaam in de financiële sector, het advieswezen, de informatie- en reclamesector, of in de mode, kunsten en wetenschappen. Op de bodem gaat het om minder flexibele arbeidsmigranten die de laaggeschoolde arbeid verrichten in de industrie, de horeca, in dienstverlenende baantjes en in de informele sector.
Ten tweede zijn global cities onderworpen aan een meedogenloze mondiale concurrentieslag als vestigingsplaats, als ‘hub’ of ‘toplocatie’ voor grote financiële instellingen, multinationale ondernemingen, laboratoria en onderzoeksinstituten, en dus ook als aantrekkelijke woonplaatsen voor de internationale elite.
 

Dit globaliseringsproces wordt weerspiegeld in de omslag die zich heeft afgetekend in het denken over stedelijke ontwikkeling en stadsvernieuwing. Er ligt nu meer nadruk op openbare veiligheid en controle, maast een actieve politiek van city marketing en city branding. Het veiligheidsbeleid is vooral gericht op het beheersen van de sociale en etnische spanningen in ‘Vogelaarwijken’ waar grote groepen laaggeschoolde migranten wonen en de kansen op de arbeidsmarkt gering zijn. Daarnaast moet het veiligheidsbeleid zorgen voor schone, aangename en ordelijke stadscentra. Met dit beleid willen steden een aantrekkelijke vestigingsplaats en toeristische bestemming blijven. 


Ook nu ontwikkelen architecten plannen voor ideale leefsteden, vanuit ideeën over de maakbare maatschappij en bewuste vormgeving van de gebouwde leefomgeving. De meest fantastische projecten met flexibele, speelse en creatieve constructies komen op tafel, maar andere architecten werken opzettelijk met meer gesloten modellen. Soms wordt gekozen voor aansluiting bij de bestaande omgeving, anderen zien contextualiteit als achterhaald en kiezen voor een geheel eigen vormgeving. 

Een voorbeeld van de laatste benadering is te zien in Almere, in 2008 nog tot ‘de lelijkste plek van Nederland' bestempeld. Halverwege de jaren '90 realiseerde deze Amsterdamse satellietstad haar ambities om zich met een nieuwe stadskern te profileren als hedendaagse en levende plek. Rem Koolhaas kreeg met zijn bureau O.M.A. de opdracht en mocht het nog afwezige centrum vormgeven. Koolhaas koos voor contrast: 
'Het plan is tot op zekere hoogte een aanval op alles wat Almere is: Almere is laag, het plan is hoog, Almere is een raster, het plan is vol diagonalen; Almere is lage dichtheid, het plan is hoge dichtheid. Meer dan wat ook, wil het (plan) anders dan Almere zijn'.

fuck the context
Koolhaas' ontwerpen zijn vaak gebaseerd op tegenstelling in plaats van integratie. Zijn ontwerp voor Almere staat diametraal tegenover het oorspronkelijke ontwerp van de stad, daar was lage bebouwing in een natuurlijke omgeving het uitgangspunt. Koolhaas doet net dat wat tegengesteld is aan de 'geest' van Almere. Hij breekt bewust met het bestaande. De verschillende uitbreidingen die hij ontwierp: een bioscoop, een concertzaal, een appartementsblok en een bibliotheek, presenteren zich elk afzonderlijk als unieke gebouwen: ze zijn allemaal opgetrokken in een eigen vormentaal, naast elkaar geplaatst, maar door de variatie in het ontwerp hebben ze een geïsoleerd karakter.  
Rem Koolhaas verklaarde in 1995 de oude stad dood. Hij beschreef in een artikel de kenmerken van de generieke stad. Zo'n stad, met algemene kenmerken die op veel plaatsen te vinden zijn, heeft geen bijzondere identiteit of geschiedenis meer, en lijkt nog het meest op een filmset. Steden overal ter wereld gaan steeds meer op elkaar lijken, Shanghai bijvoorbeeld, staat vol met Art-Déco- en modernistische gebouwen. Koolhaas ziet het als als een bevrijding dat de hele wereld identiek wordt: wanneer een gebouw of wijk niet langer functioneel is, kan het worden afgebroken en vervangen door nieuwbouw met nieuwe functies. Hij bekommert zich niet om tradities.
Stedenbouwkundigen en architecten kunnen de keuze maken om een omgeving te ontwerpen die alle lokale eigenschappen negeert, of zich afvragen wat er 'eigen' is aan de locatie en zoeken naar de 'genius loci'.

back to the future
Een andere benadering is die van de broers Rob en Leon Krier, die aansluiting zoeken bij bouwtradities uit het verleden. Zij 'samplen' oude stijlen. De kunst van de stedelijke ruimte is volgens hen terug te voeren op organische groei, meestermetselaars en de rationele experimenten uit de renaissance en barok.
Rob Krier bouwde in Luxemburg als een soort instant erfgoed de 'Cité Juridiciaire', een stadsdeel voor justitie. Het gerechtsgebouwencomplex werd opgedeeld in meerdere bouwblokken die een stedelijke eenheid vormen. In tegenstelling tot Koolhaas is provocatie hier taboe en kiest Krier bewust voor een citatenarchitectuur. Hij wil het nieuwe integreren, laten opgaan in het bestaande. Het resultaat wordt bekritiseerd als kitscherig museaal, als stedenbouw uit het diepvriesvak, een bordkartonnen revival van het verleden.
Zowel in Almere als in Luxemburg sluit de nieuwe architectuur niet aan bij de bestaande stedenbouw. Het is geen architectuur van, maar tegen de stad. De toekomst zal leren hoe levensvatbaar architectuur is, die zich niet tegen haar drager, de stedenbouw, verzet.