2. huize ter Linde

thema XVII
Kerkstraat 49

Huize ter Linde werd gebouwd in 1934 en is ontworpen door Johannes van Halteren (1893-1973). Deze architect werkte tijdens zijn studie samen met ontwerpers van de Amsterdamse school, waaronder Jan Stuyt en Jos Cuypers. Deze ontwierpen in een nieuwe, expressionistische stijl. Na zijn verhuizing naar Den Bosch kreeg Van Halteren veel opdrachten in de regio Brabant, waaronder voor deze onder architectuur gebouwde villa. Van Halteren koos in overleg met de opdrachtgever bij deze villa voor een andere, rationele bouwstijl.
In 1930 begon het overleg tussen de architect en de opdrachtgever.

Een woning ‘onder architectuur’ laten bouwen betekent maatwerk. De architect ontwerpt een exclusief huis, waarvan slecht één gebouwd wordt, het huis wordt daarmee onderscheidend. Zo’n woning kan helemaal volgens de eisen en wensen van de toekomstige bewoners worden ontworpen. 
Hoewel de architecten van de Amsterdamse School (ca 1910-1925) graag ornamenten gebruikten, is in deze woning meer invloed te zien van de architect Hendrik Petrus Berlage. Deze had met zijn rationele ontwerp voor de Amsterdamse Beurs (1900) het tijdperk van de moderne architectuur ingeluid.

Berlage (1856-1934) wordt beschouwd als de geestelijke vader van de moderne architectuur in Nederland. 
Hij leefde op de grens van twee tijden. Vanuit de 19de eeuwse burgerlijkheid, vol romantiek en neo-stijlen ontwikkelde zich de nieuwe zakelijkheid, met nieuwe bouwmaterialen en nieuwe sociale verhoudingen.
Zijn architectuur vormt een overgang van neostijlen en art nouveau naar zakelijkheid, van fantasie en romantiek naar rationalisme. Het werk van Berlage wordt een voorbeeld voor verschillende latere stromingen; zowel voor de vernieuwende Amsterdamse School en het Nieuwe Bouwen, als voor het behoudende traditionalisme. Hij zocht naar een gemeenschappelijke (niet-individualistische) 'bouwtaal', maar wilde ook relaties leggen met traditionele bouwstijlen die op dat moment populair waren. Berlage gebruikte veel baksteen en paste maten en verhoudingen bewust toe om eenheid te creëren. Voor hem waren eenvoud, soberheid en constructieve logica belangrijk.
De constructie blijft in gebouwen van Berlage dan ook zichtbaar.

rationalisme

Vanaf het einde van de 19e eeuw werd het rationalisme een belangrijke architectuurstroming.
Uitgangspunt voor de ontwerpen is de vanuit functionele invalshoek ontworpen plattegrond.
Het materiaalgebruik bestaat uit metselwerk, aangevuld met natuursteen, ijzeren constructie-elementen en betonnen balken. Regelmaat en eenheid worden belangrijk gevonden.
Berlage ontwierp vanuit de plattegrond van een gebouw, waarbij hij de drie-eenheid 'doel-constructie-vorm' zag als de basis voor de bouwkunst. Hij koos voor vlakke, bakstenen muren (die vaak een betonnen skelet verbergen) en gebruikte natuursteen of gietijzer alleen ter accentuering van belangrijke punten. Decoraties werden vooral toegepast om vormen en constructies te accentueren. Zijn ontwerpen waren gebaseerd op het idee van het Gesamtkunstwerk, de architect wil van zijn creatie één geheel maken.

Deze woning is in wezen sober vormgegeven. Er zijn geen overbodige versieringen aangebracht, geen opvallende verspringingen in de gevel, geen tierlantijnen, maar strak uitgevoerd metselwerk.

In de grote gootoverstekken is de invloed van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright te zien.
Wright was een invloedrijke vernieuwer, een van eersten die al rond 1900 geen ornamenten meer op gebouwen aanbracht. Bovendien ging hij niet meer uit van het uitwendige aanzicht van het gebouw, maar van de vertrekken die er in moesten komen. Zo ontstonden meestal asym­me­tri­sche gebouwen, samengesteld uit rechthoekige blokken van verschillende afmetingen. Met ver overstekende daken creëerde hij een gevoel van beschutting. Berlage had veel bewondering voor zijn werk, een vergelijking met het gemeentemuseum in Den Haag maakt dat duidelijk. De stijl sprak ook Van Halteren en zijn opdrachtgever aan.

maten en verhoudingen

De nieuwe rationele benadering waar Berlage de aanzet toe gaf, maakte dat architecten de verhoudingen en maatvoering zorgvuldig bepaalden. In hun ontwerpproces werd een verhoudingssysteem als hulpmiddel toegepast. Griekse architecten werkten al volgens vaste regels en maatverhoudingen, om zeker te zijn van een harmonisch resultaat. Zulke vaste (maat)eenheden worden ook modulen genoemd.

1. de gulden snede

Het bekendste voorbeeld is de gulden snede, waarin het getal phi (=1,618…) het uitgangspunt vormt. De verhoudingen die hierin besloten liggen komen overal in de natuur voor, zoals in planten, bloemen, insecten, schelpen en in de mens. Dit verhoudingenstelsel werd door de Grieken gebruikt bij de bouw van het Parthenon, onder invloed van Alberti pasten renaissancearchitecten het later toe bij de vormgeving van gebouwen en gevels. De gulden snede wordt ook nu nog beschouwd als een garantie voor schoonheid.
Dit systeem, waarin de verhouding tussen een lijnstuk A en B, hetzelfde is als de verhouding van B tot A en B samen, is toe te passen in een rechthoek, een vijfhoek of een schelpachtige spiraal.
Lees en bekijk hier meer over deze natuurverhouding.

2. de Egyptische driehoek

Er bestaan ook andere verhoudingssystemen. Berlage gebruikte voor de opbouw van de Beurs een proportiesysteem dat was gebaseerd op de zogenaamde Egyptische driehoek. Dit is een cultuurverhouding.
Osiris, Horus en Isis


De Egyptenaren wilden bezield bouwen: voor de architecten in Egypte waren getal en geometrie belangrijk. Hun geloof was op een drie-eenheid gebaseerd. Het meest volmaakte en het meest goddelijke bestaat uit 3 principes: de geest (verticaal - mannelijk) de materie (horizontaal vrouwelijk), en het product van hun samengaan: de zoon Horus (diagonaal, ruimtelijk). De getallen 3, 4 en 5 speelden daarbij een belangrijke rol. Die vormen de basis voor een rechthoekige driehoek. De opstaande zijde (3, oneven) stond symbool voor de mannelijke God Osiris. De basis, de horizontale lijn (4, even, aards) was Isis, symbool voor het vrouwelijke. De schuine zijde stond voor hetgeen uit die twee geboren wordt: de zoon Horus (5, diagonaal, menselijk). Pythagoras, die een periode in Egypte op een tempelbouwschool werkte, bracht deze 'stelling' (dat de getallen 3, 4 en 5 als lengten op een driehoek uitgezet een rechthoekige driehoek vormen met het getal 5 als hypotenusa (de schuine zijde = de zoon) naar Europa.

De verhoudingen die in de Beurs van Berlage een centrale rol spelen zijn gebaseerd op een rechthoek waarin de breedte zich verhoudt tot de hoogte als 5:8. Met deze proporties, die dicht in de buurt van de 'gulden' verhouding liggen, bepaalde Berlage de ruimten en vlakverdeling van de gevel. In 1896 besloot hij om dit te gaan hanteren. Hij noemde dit schema: 'het fundamentele geheim van de schoonheid, dat wil zeggen van de stijl, omdat het schema die vastheid in de compositie geeft die door een geheel vrije behandeling niet wordt verkregen.'

Ook aan het latere Gemeentemuseum in Den Haag lag een geometrisch ontwerpsysteem ten grondslag. De plattegrond van dit gebouw is gebaseerd op een rastermaat van 1,10 bij 1,10 m. De maateenheid van 11 cm (of een veelvoud daarvan) is hier de norm die de vormen bepaalt. De gele bakstenen van 5.5 x
11 x 22 cm werden speciaal gebakken, de zogenaamde Berlage-steen.
De roedeverdeling van de raampartijen is 4 x 11 centimeter, zodat de gevel een rustig beeld uitstraalt.
Zelfs de maatvoering van de vitrines in het museum is een veelvoud van 11 cm, zodat zij harmonieus aansluiten bij de zalen en de raampartijen. Berlage ontwierp alles: de maat van de baksteen komt zelfs terug in deurklinken, tegelpatronen en lampen. Zo ontstond een totaalconcept (Gesammtkunstwerk).

3. de Modulor

De Franse architect Le Corbusier ontwikkelde zijn eigen variant op de gulden snede. Hij ontwierp gebouwen op basis van menselijke verhoudingen: de Modulor. Zijn verhoudingssysteem was ontwerpgereedschap om een gebouw zo gebruikersvriendelijk mogelijk te maken. 

4. het plastische getal

Ook de Nederlandse architect Dom van der Laan nam de mens als uitgangspunt. De grondslag voor zijn theorie was een matenstelsel dat is gebaseerd op de menselijke waarneming. Dit systeem noemde hij 'het plastische getal'. Het uitgangspunt van zijn methodiek was dat een gebouw een aangenaam gevoel van geborgenheid en schoonheid moet oproepen. De afmetingen en onderlinge afstand tussen vormen speelde hierin volgens van der Laan een grote rol. 'Het plastische getal' geeft uitdrukking aan de manier waarop mensen groottes onderscheiden. Hij ontwikkelde hiervoor de abacus en de morfotheek om zijn methode tweedimensionaal en driedimensionaal uit te kunnen leggen.

Architecten als Berlage, Le Corbusier met zijn de Modulor en Dom van der Laan met het plastisch getal hebben nieuwe wetmatigheden gezocht. Rond 1980 ontstaat er een fascinatie voor dynamische vormen. Er wordt gezocht naar architectuur die als een bewegend ding te lezen is, in plaats van als statische optelsom van verhoudingen.

vorm of materiaal

Zuivere maten en verhoudingen die de vormen bepalen, leiden tot een uitgekiend ontwerp. Met berekende vorm als het belangrijkste startpunt van een ontwerp, zijn het exterieur en de vormgeving van de binnenruimte 'vanzelf' harmonisch. Veel ontwerpers starten met vormstudies in foam of uitgewerkt in maquettes. De vorm wordt vervolgens vertaald naar een definitief ontwerp waarin ook het materiaal een rol gaat spelen. De rationalistische benadering werd voor een belangrijk deel mogelijk gemaakt door nieuwe materialen en technieken.
Zo kon er een visuele truc worden toegepast bij de aangebouwde serre van Huize ter Linde: het grote balkon lijkt te zweven. De muur van het balkon wordt ogenschijnlijk alleen ondersteund door de gekleurde glazen ruiten en het stalen kozijn. De architect kon de constructie voldoende stevigheid geven door toepassing van skeletbouw, een bouwmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van een dragend skelet van gewapend beton. Het betonnen 'geraamte' dat de draagconstructie van het gebouw vormt, is versterkt met staal.

bron  bron  bron