5. voormalige oliefabriek

thema VI - XI

oliefabriek van der Putten

Vanaf 1856 stond er in de Bitswijk een molen achter het huidige pand Bitswijk 31.
Een gevelsteen in de molen geeft aan dat deze al in 1760 gebouwd is, hij stond toen echter in Arnhem en is in 1856 herbouwd in Uden.

Aanvankelijk was de familie Van Dieten de eigenaar, maar in 1883 werd de zaak door zwager Jan van der Putten overgenomen. Met zijn drie zonen maakte hij er een goedlopend molenaarsbedrijf van. In 1890 wilden de eigenaren hun werkzaamheden uitbreiden en ook kunnen malen als er géén wind was. Daarom bouwde men een met stoomkracht aangedreven olie- en meelfabriek.
In een ketelhuis werd een stoommachine neergezet die het gaande werk in de nieuwe stoomolieslagerij kon aandrijven. De molen en de fabriek lagen naast de tramlijn. Deze had een speciale aftakking naar het fabrieksterrein voor het laden en lossen van goederen.

Oliemolens zijn industriemolens, gebouwd om uit oliehoudende zaden (raapzaad, koolzaad, aardnoten en lijnzaad) olie te persen. De eerste door de wind aangedreven oliemolen werd in 1566 gebouwd, voor die tijd waren er rosmolens voor de winning van olie. Er werden oliehoudende zaden en granen voor veevoeder ('lijnkoeken') gemalen, maar ook zaden voor olieproductie. Vroeger werd hoofdzakenlijk lijnzaad, koolzaad en raapzaad verwerkt. Net als in andere landelijke gebieden in het zuiden werd voor lokaal gebruik olie gewonnen uit ter plaatse geteelde gewassen. Lijnzaad leverde lijnolie voor het schildersbedrijf en lijnkoeken voor het vee, terwijl koolzaad en raapzaad werden gebruikt voor consumptie (het bakken en braden van voedsel) en als brandstof voor olielampen.

In Uden werd de oliemolen daarnaast gebruikt voor de fabricage van verf, een samenstelling van lijnolie met pigmentpoeders.

Het proces van het olieslaan bestaat als eerste uit het fijn maken van het zaad onder grote draaiende kantstenen. Daarna wordt het warm gemaakte meel geperst in een slagblok met behulp van heien en wiggen. Als de olie bestemd is voor speciale doeleinden, zoals voor verwerking in verf voor kunstschilders (olieverf), wordt ze koudgeperst. Het olieslaan voor veevoeder vond vooral plaats van september tot mei, dan gaan de koeien weer de wei in en was er geen behoefte meer aan lijnkoeken. De overige productie was niet seizoensgebonden.
tekening Anton Sipman

Na de Eerste Wereldoorlog verkochten de gebroeders Van der Putten hun zaak aan de Boerenbond, die de productie voortzette. Aan het einde van de twintiger jaren, verkocht de Boerenbond de handel in olie weer terug aan de gebroeders Van der Putten. Men was gestopt met het malen. Het gebouw werd alleen nog gebruikt als winkel (het zo genaamde 'pakhuis'). De molen was in 1922 al ontdaan van zijn wieken en werd later grotendeels afgebroken. De romp liet men staan.
Nadat de Boerenbond in 1982 een nieuwe winkel in de Bitswijk had gebouwd, is de oliefabriek omgebouwd tot appartementen (Bitswijk 33-43). Het is een voorbeeld van een functieverandering van een industrieel gebouw vanwege een veranderde vraag en behoefte.

Links naast de fabriek bouwde men rond 1910 de woning voor een van directeuren van de stoomolieslagerij (Bitswijk 45).