6. omgeving Pius X kerk

thema XI

architectuur van kerken na 1945

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden in veel nieuwbouwwijken nieuwe kerken gebouwd.
Door het ontwikkelen van nieuwe woonwijken en een bouwachterstand na de bezettingsjaren was er grote behoefte aan nieuwe kerkgebouwen. Vooral rond de jaren vijftig werden veel kerken gebouwd.

Het voornamelijk katholieke Noord-Brabant was na de Tweede Wereldoorlog de snelst groeiende provincie van Nederland. Van een agrarische maatschappij veranderde Noord-Brabant in een meer verstedelijkte samenleving. De industrie die zich in de jaren dertig van de twintigste eeuw in dit gebied vestigde zorgde na de oorlog voor een groei van de bevolking. De arbeiders uit de regio trokken naar de steden waardoor het buitengebied ontvolkte en de steden groeiden.

De stedelijke uitbreidingen waren geënt op de wijkgedachte. Dit hield in dat men streefde naar (herstel van) een stedelijke gemeenschap bij het ontwikkelen van wijken en buurtschappen. In Noord-Brabant werden wijken gevormd volgens de parochiegedachte. Deze ging uit van een vorm van wijkgedachte, waarbij de bewoners door de religie sterk met elkaar verbonden waren en sociaal-cultureel bij de wijk betrokken waren. Het zou de gemeenschap versterken. De oorspronkelijke parochie omvatte een kleinere gemeenschap, waarbij de bewoners verdeeld waren per maatschappelijke bevolkingsgroep. Een woonwijk omvatte verschillende gezindten en diverse bevolkingsgroepen woonden naast elkaar. Een wijk bestond uit meerdere buurten met ieder een aantal wooneenheden. In elke buurt waren kerken, scholen, winkels en een centrum met sociaal-culturele functies aanwezig. De parochiekerk moest daarbinnen een centrum zijn.

In de woonwijk werd een kerkgebouw altijd op eigen kavel gebouwd met rondom veel ruimte. De kerk kon midden in de woonwijk of aan de rand van de wijk zijn geplaatst, maar bijna altijd aan een doorgaande weg en/of op een hoek. Door de openheid was het gebouw goed zichtbaar en ook stedenbouwkundig het middelpunt in de wijk. De kerk werd omgeven door groen zoals een park, een wandelgebied en een kinderspeelplaats.

nieuwe kerkvormen

Onder invloed van veranderingen in de samenleving, wijzigingen binnen de kerken, het ontwikkelen van nieuwe materialen en nieuwe bouwprincipes ontstonden nieuwe kerkvormen. De architectuur van het naoorlogse kerkgebouw werd bepaald door de liturgische wijzigingen binnen de kerk, het toepassen van nieuwe materialen en technieken, buitenlandse ontwikkelingen en het gebruik van een nieuwe kerkplattegrond.

De wereld was dusdanig veranderd dat de vraag naar vernieuwing groeide. Tussen 1962 en 1965 vond het Tweede Vaticaans Concilie plaats. Hierin gaf de kerk een nieuwe rol voor de gelovigen binnen de viering aan: ‘…alle gelovigen worden gebracht tot dat volledig, bewust en actief deelnemen aan de liturgische vieringen..’
De actieve deelname van de gelovige kwam tijdens de dienst tot uiting doordat de priester met het gezicht naar het volk stond, en door het gebruik van volkstaal in plaats van het traditionele kerklatijn. Er kwam meer openheid, de positie van de leken in de kerk werd versterkt, de kerk uitte zich als voorstander van democratie, gewetens- en godsdienstvrijheid ging een sterkere rol spelen in de derde wereld (bevrijdingstheologie) en toonde respect en openheid voor andere godsdiensten (oecumenische gedachte).

Ook het gebruik van de kerkruimte wijzigde door de aangepaste liturgie. Het altaar verschoof naar het midden, zodat er nauwer contact was tussen priester en gemeente. Gevolg hiervan was dat alle zichtlijnen op het altaar gericht werden. In een kerk met een traditionele plattegrond werd het altaar meestal direct in de viering geplaatst, met het bankenplan nog steeds axiaal opgesteld en gericht op het altaar. Bij een rechthoekige of vierkante plattegrond verschoof het altaar meer naar het midden en kreeg een centraal bankenplan. Het ideaalbeeld in het begin van de jaren zestig was een inloopkerk: midden in de woonwijk, open, uitnodigend en sober. Het gebouw kreeg een open entreeportaal, veel glaswanden en veel sobere, onbewerkte materialen.
Jan Strik, HH Theobaldus en Antonius - Overloon

Tijdens een studiereis naar kerken in Duitsland en Zwitserland maakte de architect Jan Strik kennis met de mogelijkheden van staal en beton. Kort daarna ontwierp hij kerken die niet op de plattegrond van een basilica waren gebaseerd, zoals de HH Theobaldus en Antonius in Overloon (1956). Deze kerk heeft in het interieur een stalen overspanning, er zijn geen ondersteunende kolommen die het zicht op het liturgisch centrum kunnen ontnemen. Dit gebouw heeft een vijfhoekige plattegrond.
Jan Strik, Maria Regina - Boxtel







Nieuwe materialen en constructies werden toegepast in combinatie met traditionele materialen. Een kerk kreeg een betonnen of stalen skelet en de muren werden met baksteen ingevuld. Deze toepassing van moderne materialen, een moderne bouwmethode en traditionele materialen wordt shake-hands genoemd. 

Naarmate de toepassing van de nieuwe materialen binnen het kerkgebouw toenam, werd de vormgeving minder traditioneel. De (inmiddels afgebroken) Maria Regina in Boxtel van Jan Strik uit 1959 was een kerkgebouw met een uitwendig en daardoor opvallend stalen skelet en veel glaswanden. Met stalen spanten werden grote overspanningen gemaakt, zodat de kerkzaal niet met zuilen of pijlers doorbroken werd. Het gebruik van grove materialen als beton, staal en glas in het kerkgebouw nam toe. Deze koude en onpersoonlijke materialen werden door het gebruik van glastoepassingen verzacht. Het beton en grindbeton werden grof toegepast met grote grindstenen of als fijner materiaal verwerkt. Daarnaast zijn veel kerkvloeren van leisteen, travertin, natuurstenen plavuizen of gepolijst asfalt.
Staal is voornamelijk toegepast in constructies zoals grote spanten en overspanningen, waardoor de kerkruimte zonder het gebruik van zuilen of pilaren nog groter werd.

De kansel was van hout, steen, beton, metaal of een combinatie en stond centraal of terzijde opgesteld of was verplaatsbaar. De tafel was van hout, beton, natuursteen of was een permanente tafel in een eigen deel van de ruimte. Het doopvont was steen, hout, metaal, glas of zelfs plastic.

Architecten experimenteerden met nieuwe architectonische vormen zoals een hal- of zaalkerk. Ook de opdrachtgevers wilden in de wijken moderne kerkgebouwen die meer zouden aansluiten bij de jonge gezinnen. 

de Pius X kerk

De Pius X kerk werd gebouwd naar een ontwerp van architect Jan Strik in 1959. Strik was van mening dat de liturgie van zijn tijd nieuwe eisen stelde aan de ruimte in een kerk, en dat een architect daarom moest streven naar een eigentijdse ontwerp. De stijl van Pius X kerk is een voorbeeld van naoorlogs modernisme. Het is een zaalkerk in baksteen met een sterk verticale, gestileerde portico in beton. 
De grote ingangswand bestaat vrijwel geheel uit glas.
De plattegrond is een rechthoek met aan een zijde een langwerpige dagkapel. Het altaar staat op een podium tegenover de entree, belicht door (getande) daklichten. De banken staan opgesteld in een axiaal bankenplan.
Gebruikte materialen zijn baksteen, beton, metalen kolommen, kunststof vloertegels, een plafond van houten latten met daklichten van draadglas en een natuurstenen podium. Een harmonicawand met glas scheidt de dagkapel van de kerkzaal. De sacristie is onderkelderd, rechts een groot venster met blank glas, links een daklicht boven de wandelgang.
De gevels zijn van baksteen en beton, het dak is plat. Vensters en deuren zijn ijzeren raamvlakken.

Naast de kerk staat een vrijstaande, slanke klokkentoren.
In de naoorlogse kerkgebouwen werd minder monumentale kunst toegepast. De architect had in zijn kerkontwerp inventieve oplossingen voor baksteenverwerking, raampartijen en dominante plafondwelvingen 
bedacht waardoor voor het aanbrengen van kunstwerken geen muurvlak beschikbaar bleef of de architectuur zou aantasten. Een andere reden voor het weglaten van monumentale kunst was het vasthouden van de aandacht op het liturgisch centrum. Toegepaste kunst in kerken bestond na de oorlog voornamelijk uit vormen van glaskunst zoals glas-in-lood en glas-in-beton.
Glas-in-beton is een techniek voor een aan een glas-in-loodraam verwant kunstwerk. Stukken gekleurd glas worden in beton gegoten, zo ontstaat in het gebouw een bepaalde sfeer door de kleurige lichtinval.
De glas-in-beton techniek is kenmerkend voor het naoorlogs modernisme.

Daarnaast werden muurreliëfs, mozaïeken van gekleurd glas, beelden en wandschilderingen aangebracht.
gekleurd mozaïek in de Pius X kerk van D. Wildschut
Door het gebruik van gekleurd glas in de kerkzaal werd door het gekleurde licht warmte en een mystieke sfeer opgeroepen. Deze ‘warmte’ is een tegenhanger van de toegepaste, koude en harde materialen. Het licht zorgt ook voor de verbinding met buiten, en speelt een rol bij de sfeer in het gebouw.
Door de toenemende ontkerkelijking van de afgelopen decennia worden eentoenemend aantal leegstaande kerkgebouwen aan de eredienst onttrokken en helemaal opgeheven of gaan parochies samen waardoor één kerk wordt opgeheven. Voor een aantal kerken wordt geen herbestemming gevonden of het gebouw past niet in planontwikkelingen voor de wijk. De grond ligt vaak op een gunstige locatie in de woonwijk en kan veel geld opbrengen. Deze naoorlogse wijken zijn vaak toe aan herontwikkeling, waarbij voor de hele wijk een nieuw plan gemaakt wordt. In deze planvorming wordt dan de kerkbestemming vervangen door een commercieel aantrekkelijker bestemming.

Ook in de RK Pius X-kerk is in augustus 2008 de laatste dienst gehouden. Sinds  2004 is er nagedacht over mogelijkheden tot herbestemming van het Pius X-kerkgebouw, al dan niet als jongerencentrum of voor maatschappelijke of culturele doeleinden. 
Door de verkoop in 2008 aan een aannemer/projectontwikkelaar zijn de kansen daarop verkeken. Het gebied van de Pius X Kerk wordt door bouwbedrijf van de Ven uit Veghel herontwikkeld tot 21 woningen en 31 appartementen in de categorie verzorgd wonen.
Enkele kleine, kleurrijke glas-in-betonramen krijgen een nieuwe toepassing. 
De markante toren, die als landmark het silhouet van Uden mede bepaald, blijft staan.