8. Pauluskerk

thema IX - XI  

De Pauluskerk is in 1966 ontworpen door Jan de Jong (1917-2001) uit Schaijk, een van de architecten van de Bossche School.

De Bossche School is de benaming voor de bouwstijl die op basis van de theorieën van architect en benedictijner monnik Dom Hans van der Laan (1904-1991) zijn ontstaan. Het was een traditionalistische stroming in de Nederlandse architectuur die sterk gebaseerd was op getalsmatige verhoudingen en invloed had op de katholieke kerkenbouw. Pracht en praal zijn onnodig voor een kerk, het streven was juist een combinatie van gave vormen, harmonieuze verhoudingen en onberispelijke eenvoud.
Dom Hans van der Laan  Benedictus abdij Vaals
Kenmerk van deze bouwstijl is een heldere geometrie, gebaseerd op een specifieke maatvoering die leidt tot harmonische proporties. Rechte lijnen en sobere vormen, dikke muren, robuuste lateien, vierkante zuilen en omsloten binnenhoven bepalen het beeld. Herhaling van rechthoekige ramen en strakke zuilen brengt ritmische geledingen aan. De onderdelen van een gebouw werden op elkaar afgestemd door een stelsel van verhoudingen. Die verhoudingen werden zorgvuldig bepaald door het zogenoemde Plastisch Getal. Dit was een een driedimensionale uitwerking van de gulden snede, en sloot aan bij de Modulor die eerder was uitgewerkt door Le Corbusier. Alle maten die Van der Laan en Jan de Jong toepasten, stonden in een evenwichtige verhouding tot elkaar.
Dom Hans van der Laan dacht na over de manier waarom vorm en proportie op ons inwerkt, hoe de mens een architectonische ruimte ervaart. Hij benaderde een ontwerp zowel filosofisch als technisch. Zijn conclusie was dat niet alleen de afmetingen van ruimtes zelf die bij de mens ervaring oproepen, maar ook de verhouding tussen de afmetingen. Een huis is moet een schuilplaats bieden, een ruimte onttrokken aan de natuur. De architect moet die inrichten naar de menselijke maat. Een binnenruimte - in relatie tot het buiten - met een eenvoudig stelsel van vormen en maten. Van der Laan ging daarbij uit van de dikte van de muur die de kleinste maat aangeeft. Van daaruit bepaalde hij de afmetingen van een kolom, een travee en andere wanden. Hiermee werd vervolgens een galerij gemaakt, met galerijen een zaal en met zalen een kerk of klooster. Dit matenstelsel noemde Dom van der Laan het 'Plastisch Getal'. Met de dikte van de muur als begineenheid kon de reeks verder worden uitgebreid met onderdelen in oplopende maten, tot en met het gebouw zelf en uiteindelijk zelfs een stadsdeel.

Gebouwen van de Bossche school hebben (logischerwijs) een rechthoekige opzet. De architecten maakten gebruik van dikke wanden en lieten veel ruimte tussen de muur en de deuren en kozijnen. De opzet is eenvoudig met een heldere maatvoering, zonder enige versiering. Alle onderdelen van een gebouw zijn op elkaar afgestemd. Het creëert ruimten die stilte en contemplatie oproepen.

Aan het eind van de 20ste eeuw was het karakter van religieuze bijeenkomsten in de katholieke kerk veranderd, waardoor de architectuur ook minder gebonden was aan voorgeschreven liturgische codes en symboliek. Er vond een verschuiving plaats in de richting van een architectuur die een sacrale sfeer op een nieuwe, minder hiërarchische manier oproept, waar spiritualiteit wordt bereikt door de directe lichamelijke en tactiele ervaring. Spiritualiteit wordt dan opgeroepen door de materialen en de fysieke ruimte.

 In 1985 schreef Van der Laan in 'Het vormenspel der Liturgie':

'Een kerkgebouw is een architectonische ruimte, maar zonder enige speciale maatschappelijke bestemming. Het is slechts een ruimte om in te zijn, te bewegen en spreken, een woonruimte in de meest algemene zin van het woord: de ruimte die wij van nature nodig hebben om ons in de ruimte van de natuur te situeren en thuis te voelen'.

'De geleding in hoofd- en nevenruimtes, de proporties van vormen en maten kunnen dus geheel afgestemd zijn op de expressiviteit van het gebouw. De vorm van de meubels die nodig zijn bij het liturgisch gebruik van de ruimte, kan beperkt blijven tot zijn functionaliteit. Het altaar daarentegen, dat zich in het centrum van de ruimte bevindt, moeten wij als een zuiver monument beschouwen, een aanduiding van een onzichtbare realiteit... zowel de meubels als de ruimte als het altaar hebben in de liturgie slechts één bestemming: teken te zijn'.

Er werd vooral gebruikgemaakt van beton, baksteen en hout, bouwmaterialen die in Nederland verkrijgbaar zijn. De website van de Van der Laan Stichting geeft een mooi beeld van deze architectuur.

Het ontwerp van de Pauluskerk is sterk horizontaal en asymmetrisch. Jan de Jong koos nog meer dan Van der Laan voor versobering. De historische referenties en ornamentiek die gebruikelijk waren in katholieke kerkenbouw liet hij compleet achterwege. De ruimtelijke verhoudingen en aardse, sobere materialen waren voor hem genoeg.

De Bossche School was de laatste fase in de Nederlandse kerkelijke architectuurtraditie. Voor zover er nog katholieke kerken gebouwd werden, gebeurde dat niet meer door gespecialiseerde architecten en werd steeds meer voor een functionele architectuur gekozen. Ook de Pauluskerk heeft geen religieuze functie meer, maar wordt omgebouwd tot bedrijfslocatie. in 2010 werden de klokken verwijderd. Toch groeit nu de belangstelling voor deze Nederlandse architectuurstijl weer, vooral internationaal.

Bossche school blog: bron
Ervaring van een bezoeker: bron


woning Jan de Jong  Schaijk